AJO NIEUWJAARSCONCERT
11 januari 2025 St. Joriskerk, aanvang 20:00 uur
Amersfoorts Jeugd Orkest
o.l.v. Rolf Buijs
Klik op onderstaande link voor het uitgebreide programmaboekje in PDF:
AJO-NIEUWJAARSCONCERT 2025 programmaboekje
Klik op onderstaande link voor het uitgebreide programmaboekje in Word:
AJO-NIEUWJAARSCONCERT 2025 programmaboekje
PROGRAMMA
Bedřich Smetana (1824-1884) uit Má vlast: Vltava – De Moldau (1874)
Bron ontspringt in beekje – rivierthema – jacht in het bos – boerenbruiloftmaneschijn en waternimfen – St. Johann’s stroomversnelling – Moldau
bereikt Praag.
Robert Schumann (1810 – 1856) Pianoconcert 0p 54 (1846)
Allegro affettuoso
Intermezzo: Andantino grazioso (overgaand in)
Allegro vivace
Solist: Ido Andeweg
———————————————– PAUZE ——————————————–
(met gratis bubbels & bollen)
Op het grote Naber-orgel van de Joriskerk:
Franz Liszt (1811-1886) Preludium und Fuge über den Namen B-A-C-H,
S 260 (1855)
Solist: Rien Donkersloot
Johannes Brahms (1833 – 1897) Symfonie No.3 in F-groot, Op. 90 (1883)
Allegro con brio
Andante
Poco Allegretto
Allegro
SOLISTENBIOGRAFIEËN
Ido Andeweg (17 jaar) begon met muziek maken bij PImuziek in Utrecht toen hij 5 jaar was. In 2021 werd hij toegelaten tot de Jong Talent opleiding van de Sweelinck Academie in Amsterdam, waar hij les kreeg van Frank van der Laar en Borys Fedorov. Hij heeft meegedaan aan
diverse concoursen zoals het Prinses Christina Concours, het Florence Concours en het Steinway Concours, waar hij meermaals in de prijzen viel. In 2023 won hij samen met Job Honée het Marianne Concours voor kamermuziek, waardoor hij mocht optreden op het Eugen Suchoń festival in Slowakije. Daarnaast houdt Ido ook van componeren. Zijn compositie voor
strijkkwartet is uitgevoerd in het muziekgebouw in Amsterdam tijdens het Fifty for the Future festival. Nu studeert hij aan de vooropleiding in Amsterdam bij Frank Peters.
Rien Donkersloot studeerde orgel en kerkmuziek aan het Rotterdams Conservatorium bij Bas de Vroome en Ben van Oosten en studeerde summa cum laude af. Daarnaast studeerde hij aan de Nederlandse Beiaardschool in Amersfoort bij Frans Haagen. Deze studie rondde hij in 2011 cum laude af. Hij won diverse prijzen op beiaard- en orgel (improvisatie)concoursen in binnen- en buitenland. Rien is organist van de St.-Joriskerk in Amersfoort en de Laurentiuskerk te Mijnsheerenland. Als beiaardier is hij actief als stadsbeiaardier van Brielle, Haarlem, Goes en Ridderkerk. Verder heeft hij een uitgebreide concertpraktijk op orgel en beiaard met speciale interesse en aandacht voor improvisatie. Voor meer info zie: www.riendonkersloot.nl
PROGRAMMATOELICHTING
Smetana’s Vltava , bij ons beter bekend als De Moldau, is een typisch voorbeeld van het genre symfonische gedichten: een compositie die een verhaal of beeld beschrijft. Goede (penne)vriend van Smetana, Franz Liszt, is de grondlegger van dit in die tijd zeer populaire genre en schreef er zelf velen.
In 1874 begon Smetana aan Má vlast dat ‘Mijn vaderland’ in het Tsjechisch betekent. Hij zou er maar liefst vijf jaar voor nodig hebben om het te voltooien, maar toen stond er ook wat, een groots werk bestaande uit maar liefst zes symfonische gedichten, die alle een ánder aspect van Bohemen belichten. Vltava is het tweede uit deze serie. Smetana schreef er zelf het volgende over:
“De compositie beschrijft de loop van de Vltava, beginnend bij de twee kleine bronnen, waarna de samenkomst volgt. De Vltava stroomt door bossen en langs weides, door het landschap waar boeren een bruiloft vieren, de dans van de waternimfen in het maanlicht: op nabij gelegen rotsen prijken kastelen, paleizen en ruïnes. De Vltava stroomt de St. Jans stroomversnellingen in, waarna hij verbreedt en naar Praag stroomt langs kasteel Vyšehrad. Dan verdwijnt hij magisch in de verte, eindigend in de Elbe.”
De loop van de rivier is goed te horen in de muziek. Het stuk opent met de tokkelende harp, tokkelende strijkers en twee dwarsfluiten, die goed georkestreerd, door afwisselend te spelen, een ononderbroken stroom aan noten kunnen produceren, en daarmee perfect het ontspringen van de twee bronnen verklanken. Om te laten horen dat deze stroompjes breder en groter worden, voegt Smetana steeds nieuwe instrumenten toe, om te beginnen de twee klarinetten en daarna de strijkersgroepen. De altviolen als eerste met een maten-lang durende noot, waarna zij zich ook aan de zestiende noten overgeven. Dan klinkt het hoofdthema voor het eerst in de 1ste violen en enkele houtblazers. Het is in mineur, maar het klinkt in de 6/8 maatsoort vriendelijk, wals-achtig en herderlijk; het roept daarmee een heerlijk vertrouwd gevoel op. Dit thema neemt je bij de hand omhoog én weer terug:
Het innig tevreden gevoel bij dit hoofdthema wordt echter ruw verbroken door een jachttafereel in het bos naast de rivier. Opééns horen we de jachthoorns schallen: dit is de eerste keer dat Smetana de koperblazers inzet. Hij gebruikt niet alleen hoorns, maar ook trompetten, trombones en pauken om het jachtgezelschap uit te beelden. (Denk maar aan de jachtscène in Peter en de Wolf, met dezelfde instrumenten.) De hoorns geeft hij gepuncteerde ritmes, die doen denken aan jachtsignalen:
Daaronder (letterlijk(!) in dit stukje partituur) zie je de strijkers de watermotieven spelen, want de rivier is nog altijd nabij.
Dan sterven de koperblazers langzaam weg en ook de riviermotieven raken op de achtergrond. Smetana laat zo horen dat we ons voor de volgende scene even verwijderen van de rivier, richting een boerenbruiloft. Voor die bruiloft gebruikt hij de Polka: recht toe, recht aan, even geen ronde drie-delige maatsoort, maar een hoekige twee-kwarts-maat. Hiermee brengt Smetana de boerenbruiloft tot leven, klompen aan en inhaken maar:
Ook déze scene komt met een uitgeschreven fade-out aan zijn einde, met in de slipstream voor de klarinetten nog een hoofdrol weggelegd met een jodel-achtig Tiroler motiefje.
Dan lijkt de muziek helemaal tot stilstand te zijn gekomen en bouwt zich een akkoord op bij de dubbelrietinstrumenten, een opeenstapeling van vier noten: eerst de éne fagot, dan de andere, dan de ene hobo, dan de andere, daarmee maakt Smetana een muzikale boog waardoorheen we een tafereel van dansende Waternimfen zien. De fluiten weven wederom, net als bij het begin, een rustige beweging van aaneengeregen zestienden, alleen nu in een statische vierkwartsmaat (ipv de dansende zes achtste maatsoort van het begin). De strijkers zetten een ijl, hoog en zacht koraal in, afgewisseld door zwierige passages in de harppartij, waarin we de riviernimfen herkennen:
Het mooiste komt dan nog, wanneer Smetana het koper inzet, maar nu op hun allerzachtst en in hun allermooiste register. Ze spelen een heel rustig lied met gepuncteerde ritmes, dwars door de etherische sfeer heen, wat deze feeërieke scene magisch maakt. Een absoluut fijn staaltje van instrumentatiekunst.
Het einde wordt ingezet wanneer de scene kantelt en dreigend wordt door vier zich herhalende crescendo’s. Daarmee zet Smetana ons weer met beide voeten aan de modderige oevers van de Moldau, waarna het hoofdthema weer terugkeert.
Net als bij de jachtscene, wordt het hoofdthema plots onderbroken door dissonante akkoorden en met veel geweld van de koperblazers (nu wél): de Moldau raakt in een stroomversnelling, de st. Johann stroomversnelling vlak voor Praag. Smetana illustreert dit watergeweld door de hele partituur vol te laten lopen, alle instrument spelen nu mee, waardoor er een kolkende textuur ontstaat. Ook laat hij veel instrumenten aan de randen van hun register spelen; het beste hoor je dat als hij het kleinste én hoogste orkestinstrument inzet: de piccolo. Het slagwerk pakt nu ook flink uit: pauken en bekkens illustreren het opspattende water. Even abrupt als de stroomversnelling begon, komt die pál na zijn kolkende hoogtepunt (vooral ook in decibellen!) echter ook weer abrupt tot stilstand doordat hij, na eerst een trippel forte (fff), een súbito pianissisimo (ppp) voorschrijft. Het hoofdthema, maar nu in majeur(!) keert terug. Je voelt aan alles dat het einde in zicht is, maar daar doet Smetana nog wel een aantal pagina’s over..
Door slagwerk, lange noten, koperblazers en arpeggio’s toe te voegen, wordt het thema nóg statiger en laat Smetana horen dat we de oude stad naderen en komt het kasteel Vyšehrad in zijn volle glorie tot klinken. Smetana weet hier even niet meer van ophouden en lijkt héél Praag wel te willen uitbeelden, maar nadat de rivier de stad eenmaal door is, verdwijnt Praag uit zicht en verstommen de laatste klanken in de strijkers tot niks, de muzikale term daarvoor is ‘smorszando’ (It.uitsterven).
Maar hier komt een persoonlijk drama van Smetana om de hoek kijken, want hij schrijft in de kantlijn aan het slot van de Moldau: ‘Afgerond op 8 december 1874 na 19 dagen. (zijnde volledig doof)’
Het is hinein geïnterpreteer van mij, maar daardoor kan ik de laatste maten van de Moldau waarin de muziek als het ware uitsterft, niet meer los zien van de volledige doofheid die zich van deze componist op dat moment meester had gemaakt. Na een voorgeschreven lange stilte die in dit geval zeer veelzeggend is (de muzikale term daarvoor is ‘fermate’) volgen nog twee harde, fortissimo (ff) slotakkoorden, die hij zelf niet meer heeft gehoord. Smetana sluit daarmee vertwijfeld de wereld van de horende mens af.
Robert Schumann (1810-1856) was de zoon van een boekhandelaar en uitgever in het Duitse plaatsje Zwickau. Als jongeman raakte hij daardoor bezeten van literatuur, maar óók van muziek. Op twaalfjarige leeftijd schreef hij zijn eerste composities. En op het gebied van de literatuur schreef hij al jong gedichten, toespraken en artikelen. Hij had immers in de boekhandel van zijn vader toegang tot de nieuwste werken van de bekende schrijvers en dichters van zijn tijd. Toen hij vijftien was verloor hij zijn zuster Emilie aan zelfmoord en tien maanden later overleed ook zijn vader. De toon was gezet..
Tegen zijn zin in moest Robert toen, naar de wens van zijn moeder, rechten gaan studeren, en wel in Leipzig. Maar het gelukkige toeval wilde dat hij in Leipzig tegelijkertijd pianoles nam bij de daar woonachtige beroemde pedagoog Friederich Wieck. En naar algemeen gebruik ging hij, evenals de andere pianostudenten, bij Wieck inwonen en maakte daar voor het eerst kennis met Wieck’s, toen nog negen jarige, dochter Clara, die hij vele jaren later zou huwen!
(Schumanns muziekkamer in zijn ouderlijk huis te Zwickau)
Een vingerverrekking echter verhinderde hem uiteindelijk een loopbaan als pianovirtuoos of concertpianist te beginnen. Hij ontwierp namelijk een apparaat om zijn vingers te versterken voor het pianospelen. Helaas zorgde dit apparaat er juist voor dat hij zijn rechterhand ernstig blesseerde.
Zijn ándere grote liefde, zijn literaire belangstelling, kwam tot uitdrukking in publicaties tegen ‘filistreuse’ (bekrompen) verval-verschijnselen op het gebied van de muziek. Samen met Clara Wieck (!) en een paar andere kunstenaars richtte hij in 1834 het Neue Zeitschrift für Musik op, waarvan hij een jaar later al de volledige leiding op zich nam. Het werd een gezaghebbend tijdschrift op muzikaal gebied in Duitsland. In dit blad schreef hij zijn artikelen onder verschillende pseudoniemen: ‘Eusebius’ was bezonnen en fijngevoelig, ‘Florestan’ sterk, inspirerend en enthousiast, ‘Meister Raro’ evenwichtig en verzoenend.
Na een korte verloving met Ernestine von Fricken voelde Schumann zich uiteindelijk zó sterk tot Clara Wieck aangetrokken dat zijn liefde voor haar zelfs tot jarenlange conflicten leidde met haar vader (en zijn vroegere pianoleraar) Friedrich Wieck. Clara was zijn oogappel en veelbelovend pianiste, de kroon op zijn leraarschap! Het kwam tot een openlijke breuk: Wieck verbood Schumann Clara nog verder te ontmoeten en nam haar mee op concertreis..
Maar in Schumanns werken uit deze periode blijft Clara aanwezig. In 1837 verlooft het paar zich, tégen de wil van vader Wieck. Deze jarenlange onverkwikkelijke strijd met Wieck ging Schumann niet in de koude kleren zittenen leidde bij hem tot de eerste zenuwcrises en aanvallen van zwaarmoedigheid. Het geschil kwam zelfs voor de rechter, die uiteindelijk de toestemming forceerde voor het huwelijk. Eindelijk kon het paar op 12 september 1840, daags voor de 21e verjaardag van Clara, in de dorpskerk van Schönefeld trouwen.
(Robert en Clara Schumann, 1847)
In datzelfde jaar werd Schumann door de Universiteit van Jena tot eredoctor benoemd en maakte hij kennis met Franz Liszt (, waarvan na de pauze zijn bekendste orgelwerk zal klinken). De eerste huwelijksjaren waren achteraf de gelukkigste van Schumanns leven en dat betaalde zich uit: Behalve een honderdtal(!) liederen, schreef Schumann in het jaar van hun huwelijk een Fantasie voor piano en orkest. Dit werk werd echter nooit uitgevoerd. Een paar jaar later componeerde hij er twee delen bij en zie daar de geboorte van Schumann’s eerste Pianoconcert dat u vandaag gaat beluisteren! Het werd opgedragen aan de piano virtuoos Ferdinand Hiller, maar door Clara op 4 december 1845 in Dresden in première gebracht.
Dit befaamde Pianoconcert kwam tot stand vóór zijn grote geestelijke crises die tenslotte tot opname zou leiden, maar de critici van toen bespeurden toen al wel ‘snelle stemmingswisselingen’ in dit concert. Wat niet meehielp was het feit dat Clara’s carrière als pianiste zich voorspoedig ontwikkelde en die van haar man overschaduwde. (Waar zagen we de toch nog meer in huwelijken tussen twee musici..?) Maar de inkomsten uit haar concerten en concertreizen waren echter onmisbaar voor het echtpaar Schumann en omdat Clara vaak werken van Robert speelde, droeg ze toch ook wel weer bij aan zijn reputatie als componist, óók in het buitenland. Maar goed voor de geestestoestand van Robert was deze verdeling niet. Zo werden op een concertreis in 1844 naar Rusland de Schumanns door de familie van tsaar Nicolaas I ontvangen. Het stoorde Robert dat Clara op deze tournees de hoofdrol speelde en hij niet meer leek te zijn dan haar meereizende echtgenoot. Ook deden ze Nederland aan en toen ze bij prins Frederik, de broer van koning Willem II, aan het hof kwamen, vroeg de prins hem tot overmaat van ramp, volgens een vaak navertelde anekdote, “of hij óók muzikaal was…”! Vanaf 1850 kreeg hij ook nog eens last van gehoor hallucinaties (een vorm van Tinitus) die steeds meer gepaard gingen met hevige depressies.
Zo verwierf dit pianoconcert dankzij Clara grote bekendheid. Zij bleef het stuk, ook na de dood van haar man, regelmatig uitvoeren op diverse concertpodia in Europa. Voor het grote publiek zijn het vandaag de dag vooral de hartstochtelijke hoekdelen en het lyrische middendeel die dit pianoconcert zo bijzonder geliefd maken. De pers was destijds echter een andere mening toegedaan en vond het concert, zoals gezegd, met zijn snel wisselende stemmingen, en zijn typisch niet-virtuoze karakter, maar zeer matig. Na de première in 1845 schreef een vooraanstaand muziekcriticus: ‘Petje af voor Clara Schumanns inspanningen om deze merkwaardige ‘rapsodie’ van haar man voor muziek door te laten gaan’.
En de pianovirtuoos en componist (en vriend?) Franz Liszt gaf te kennen: ‘Dit is een pianoconcert zonder piano…’. Clara speelde het echter haar leven lang, zij raakte met het pianoconcert vergroeid, het was háár concert! Clara Schumann overleed op 78-jarige leeftijd en werd in het zelfde graf als haar man begraven.
(Het graf van Clara en Robert Schumann op de Oude begraafplaats in Bonn)
Het stuk opent met een fel akkoord, gespeeld door het hele orkest, dat wordt beantwoord met een gepuncteerd dalend ritme van de piano. Dit alles was slechts om de aandacht van het publiek te trekken en tot luisteren te manen, want daarná klinkt pas het hoofdthema, niet door de solist, maar door de houtblazers, waarna de pianosolist natuurlijk niet kan achterblijven. Schumann varieert veelvuldig dit thema. Eerst in mineur, later in majeur, en fragmenten ervan duiken veelvuldig op wanneer het stuk zich verder ontwikkelt, ook halverwege dit deel in vertraagde vorm. Speciale aandacht voor de klarinet die op verschillende momenten gebruikt wordt om de piano-partij kracht bij te zetten. Richting einde van dit deel hoort u de enige, maar dan ook wel lange, cadens voor de pianosolist. Vanaf het moment dat het orkest weer mag meespelen, klinkt een ritmisch dansant coda die dit eerste deel overtuigend afsluit.